De Joodse families

De Joden woonden verspreid over Smilde. Er woonden 3 slagers, 3 manufacturiers, 1 kruidenier, 1 boekhandelaar en 2 families die een wat onduidelijk beroep als koopman hadden en elkaar opvolgden als dienstdoende rebbe in de synagoge. Er was bovendien nog een leraar aan de Openbare Muloschool.

De Haan.

Jacob de Haan
Jacob de Haan
In de zeventiger jaren van de 19e eeuw werd de in 1839 in Edam geboren Izak de Haan benoemd tot chazan, voorzanger, van de kleine Joodse gemeente in Smilde. Dit was een paar jaar na zijn tweede huwelijk met Betje Rubens. Nadat Izak eerst met weinig succes koopman was geweest, had hij zich gemeld als vrijwilliger bij het leger. Toen ook daar weinig mogelijkheden bleken te zijn, was hij begonnen met een broodjeswinkel in Amsterdam. Zijn vrouw, die zich soms beriep op haar afkomst uit de voornamere Sefardim, spoorde hem aan te gaan studeren voor godsdienstonderwijzer. Nadat hij geslaagd was voor de 3e rang en dus aan een kleine sjoel kon worden benoemd, werd hij beroepen voor de kleine kille van Smilde.
Carolina Lea
Carolina Lea
Hier verbleef hij tot hij in 1882 vertrok naar Gorredijk. Drie jaar later verhuisde het gezin naar Zaandam, naar: “Het huisje bij de sloot”. In Smilde zijn vier kinderen geboren, waarvan de eerste slechts vier maanden leefde en de tweede na drie maanden stierf. Daarna zijn de andere twee kinderen geboren die het sjoeltje in Smilde bekend hebben gemaakt namelijk Carolina Lea, geboren op 1 januari 1881, de latere bekende schrijfster Carry van Bruggen. En op 31 december 1881 is Jacob Israël geboren, de dichter van het Joodse lied.



Het karakter van Izak de Haan wordt onder anderen door het volgende verhaal gekenschetst: De dienst in de synagoge wordt niet gekenmerkt door een algemene stilte. Integendeel. Eigenlijk is het vaak een geroezemoes maar als de gazzan zijn gebeden zegt, dient iedereen te zwijgen.
Izak de Haan
Izak de Haan
Als dit, en nog wel op Yom Kippur, de grote Verzoendag, eens niet gebeurt en enige parnosen nog even sjmoezen (kerkbestuurders nog even doorpraten) stopt de Chazan midden in zijn gebed. Consternatie in de sjoel en de vraag: “Waarom gaat u niet verder, Rav?” Het antwoord is tekenend: “Als mijn meerderen spreken, voegt het mij te zwijgen”. De karakters van de dochter en van de zoon waren ook niet gemakkelijk, beiden trotseerden de gangbare moraal op non-conformistische wijze.

Magnus.

Bij de Grietmansbrug woonden de Magnussen, Simon en Mozes, die samen een slagerij hadden. Bij de Polakkenbrug woonde Nathan Magnus, ook slager, die een ongebruikelijke samenwerking had met een varkensslager. De dochter van Magnus, Betje, heeft als verpleegster de ellende van het Apeldoornse Bos ondergaan in de Tweede Wereldoorlog. Het Apeldoornse Bos was een inrichting voor Joodse geesteszieken.
De familie Magnus woonde sinds in ieder geval de achttiende eeuw in Smilde. In 1793 werd Simon Magnus daar geboren als zoon van Nathan Magnus. Hij was vleeshouwer en koopman. Zijn zoon Nathan werd in Smilde geboren in 1821 en was ook vleeshouwer van beroep. Nathan kreeg in 1856 in Smilde weer een zoon Jacob, die volgens het kadaster en zijn huwelijksakte ook weer vleeshouwer was en volgens zijn overlijdensakte veehandelaar. Jacob Magnus bleef in ieder geval tot 1897 in Smilde wonen, maar waarschijnlijk nog langer, waar zijn zevende kind werd geboren. In 1910 kocht hij van de heer Fledderus, een dokter, de percelen h58 en 1333 in Smilde ter grootte van bijna 36 are. Jacob Magnus overleed op 12 juni 1921 in Assen. Zijn weduwe was Ester Magnus-Zuidema. Tijdens de oorlog moest ze de percelen te Smilde gedwongen verkopen, op verordening van de bezetter. Na de oorlog hebben de erfgenamen de percelen niet teruggekregen, mede omdat ze geen inwoners waren van Smilde. Het feit dat de familie daar wortels had tot in de achttiende eeuw en pas recent daar niet meer woonde was blijkbaar geen goed tegenargument.

Van Spier.

Eisas Spier
Eisas Spier
De familie van Spier woonde naast de Openbare Kopschool, een basisschool met enkele klassen voortgezet onderwijs, meestal ULO onderwijs. Isak Elias van Spier was wiskundeleraar op de Ulo en was getrouwd met Regina Mozes de Jong. Ze hadden een zoon Markus. Het hele gezin is in 1942/43 in Auschwitz omgebracht.

Van Dam.

Bij de Veenhoop woonden Nathan en Simon van Dam, vader en zoon. Vooral Nathan onderging op Sabbat een gedaanteverwisseling. ’s Maandags droeg hij een boerenkiel met een zwarte zijden pet, zoals het tenue was van de veekopers, maar naar sjoel ging hij deftig in een zwart pak en met hoed. Hij was het levende bewijs van het Drentse gezegde “De armste Jeude hef nog een Sabbatskleed”.
Bij de familie van Dam bouwden ze de mooiste loofhutten volgens de voorschriften van Leviticus 23. Nathan was niet alleen slager, hij was ook veehandelaar, maar eigenlijk ontbrak het hem aan kapitaal. Daarvoor leende hij bij zijn buurman duizend gulden voor zijn handel die hij tegen de Sabbat weer terugbracht om het vervolgens op maandag weer te lenen. Jaren is dit zo doorgegaan en de buurman is na jaren uitgeleend te hebben nooit een cent te kort gekomen.

Bloemendal.

Niet ver van het huis van de familie van Dam woonde aan het eind van de 19e eeuw Levie Bloemendal en zijn vrouw Duifje de Zwaan, die een manufacturen handel had. Toen Levie Bloemendal in 1899 overleed, vijf jaar na zijn vrouw, bleven beide dochters achter. Eva Bloemendal, de oudste en Jansje Bloemendal. Zij zetten samen de zaak voort. De klandizie van Levie bestond niet alleen in de eerste plaats uit bezoekers van de bescheiden winkel, maar uit boeren, die tot ver buiten Smilde werden opgezocht. Deze taak heeft Eva toen van haar vader overgenomen. Vijf dagen in de week trok ze er op uit, om de koopwaar aan de man te brengen. Daarvoor beschikte ze over een stevige hondenkar en twee grote honden. Toen Jansje in 1925 was gestorven, heeft Eva de zaak opgeheven, waarna ze uit Smilde is vertrokken.

Van Zuiden.

Bij de Vroomsdraai woonde Van Zuiden met zijn dochter Sientje. Hij hield zich zeer nauwgezet aan de Mozaise wetten. Zijn dochter was wat vrijer, mede doordat ze naast de handel in textiel ook vaak werkzaamheden verrichtte als thuisnaaister.

Kats.

Ook Emanuel Kats, die vlak bij Van Dam woonde, had een dergelijke zaak. Ook hij bezocht zijn klanten thuis. Dat deed hij op de fiets. Wat trof was dat hij zijn dochter Betsy op een beschermende manier behandelde. Zij waren de laatste die, voor de oorlog in 1940 uitbrak, Smilde verlieten.

Frank.

Dan was er nog Frank, die in het begin van de 19e eeuw bij de synagoge woonde en de sjoeldiensten leidde. Zijn schamele verdienste kreeg hij verder uit een bescheiden vishandel. Hij ging met een platte kruiwagen langs de huizen om bokking te ventten.

Van Hasselt.

Tegenover de synagoge woonde een echtpaar, dat een volkomen eigen plaats had in de Joodse samenleving nml de heer en mevrouw Van Hasselt, in hun tijd beter bekend als Mozes en Sientje. Zij hadden geen kinderen maar wel een uitgebreide kennissenkring. Zij waren het kennelijk eens met de Jiddische spreuk “Toire is de beste schoire”. Schoire betekend handel en Toire is afgeleid van de Torah is het boek. Van Hasselt had een boekhandel of eigenlijk had zijn vrouw de handel. Van Hasselt bemoeide zich niet veel met zijn zaak. Hij had andere besognes. Hij was oa agent van een verzekeringsmaatschappij en van de begrafenisbus (begrafenisfonds), waarvoor hij dagelijks fietstochten maakte door Smilde en omgeving. Maar zijn grote interesse lag nog ergens anders. Hij was leider van de plaatselijke afdeling van de Vrijzinnig Democratische Bond. Dit was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. Van Hasselt zat namens deze partij in de gemeenteraad van Smilde. Hier zetten hij zich in voor oa de aanleg van trottoirs in Smilde, een luxe, die echtte Smildenaren, door hun langgerekte dorp, maar een overdreven voorstel vonden. In de, qua politiek roerige tijd werden er in 1918 naast de Bijzondere Vrijwillige Landstorm een Burgerwacht opgericht dit ter voorkoming van eventuele revoluties, zoals die oa in Rusland plaats vonden. Ook in Smilde werd een Burgerwacht ingesteld. Vanzelfsprekend melde ook Van Hasselt zich voor de burgerwacht. Groot was zijn teleurstelling dat hij, gelet op zijn politieke partij, geweigerd werd, juist omdat hij publiekelijk zeer gewaardeerd werd.

Cohen.

Een ander opmerkelijke figuur tussen de Joodse bevolking van Smilde was Machiel Cohen, die door iedereen Michiel werd genoemd. De laatste jaren van zijn leven betrok hij, als opvolger van Frank, het huis bij de synagoge. Daarvoor woonde hij met zijn vrouw bij de Tentingerdraai. Hij behoorde tot de groep opkopers en kocht oa mollenvellen. Machiel was geboren in 1843 en was in zijn ouderdom de vriend van jong en oud. Naast opkoper van allerlei goederen was Machiel een virtuoos in het dichten maar ook zijn geneeskunst tav wratten vervulde een ieder met respect. Voor ieder kind had hij wel een rijmpje klaar en als je wratten had, en dat kwam in die tijd nogal eens voor, ging je naar Machiel en vroeg je hem of hij ze weg kon halen. Hij streek over de wrat, prevelde iets onverstaanbaars en zei: “Over een week is hij weg”, vaak was dit ook inderdaad het geval.
Een ander vermeldenswaardig feit is dat Machiel steevast iedere morgen naar het hotel “De Oude Veenhoop ging. Als hij dan de nogal donkere gang naast de grote deuren, die toegang gaven tot de doorrit, in ging nam hij de eerste deur rechts en kwam zo in de gelagkamer. Daar stond, op een tafeltje tegen de wand, een glaasje jenever voor Machiel klaar. Machiel had namelijk een legaat gekregen waardoor hij elke dag een borreltje kon komen halen. Machiel stierf in 1928. Ook hij heeft gelukkig de ellende, die 12 jaar later plaats vond, niet mee hoeven maken.